Delbert McClinton – Geschiedenis van een ‘musician’s musician’
Gepubliceerd op donderdag 14 maart 2024
Een in Nederland en België tamelijk onbekende artiest: Delbert McClinton. Zijn muziek – een swingende mix van blues, soul en country – heeft lang niet altijd goed verkocht, maar is steevast van hoge kwaliteit . Gastblogger Bart Dingemans is in elk geval een McClinton-liefhebber. Lees en luister mee.
Boven: Delbert McClinton – Foto (bewerkt): Clint Herring, Shore Fire Media
Delbert McClinton werd geboren op 4 november 1940 in de stad Lubbock, Texas, U.S.A Hij is een uit het rijtje grote rock-n’-roll-persoonlijkheden uit die stad: Buddy Holly, The Crickets, Waylon Jennings, Bobby Keyes, en uit de countryhoek Gary P. Nunn, Butch Hancock, Joe Ely en Jimmy Dale Gilmore.
Snelle ontwikkeling
Hij had een gelukkige jeugd, en ontpopte zich snel als bekwaam musicus in het Texas van de begin jaren zestig, waar – segregatie en wel – vele grote zwarte bluessterren toerden met blanke begeleiders. Delbert was al gauw gitarist van een club-band, de Straightjackets (‘de dwangbuizen’) in Fort Worth, waar zijn ouders naar toe waren verhuisd. Ook was hij heel snel bezig met songs schrijven. Hij begeleidde, net twintig jaar oud, al grootheden als Jimmy Reed, Bobby Bland, Howlin’ Wolf, Sonny Boy Williamson en Junior Parker (Mystery Train) op lokale tournees. Zijn bijnaam werd King of the White Texas Bluesmen. Op een tournee liet hij aan Buster Brown en Jimmy Reed pas gekochte mondharmonica’s zien. Beiden waren virtuoze harmonicaspelers. Die vertelden hem in de kleedkamer het een en ander, en zo werd de harmonica Delbert’s favoriete instrument.
De populaire mondharmonica
In 1961 begeleidt Delbert met heel prominent en prachtig harmonicaspel staatgenoot en vriend Bruce Channel in het nummer Hey Baby, dat een hit was in Engeland in maart 1962 en een nummer-1-hit in de U.S. in oktober 1962. Hij gaat daarom in begin 1962 op tournee naar Engeland in de begeleidingsgroep van Bruce Channel. De roep van het mooie harmonicaspel heeft in Engeland de harmonica tot hot item gemaakt voor diverse bandjes, die Delbert bij ieder optreden opzoeken en tips vragen. Een van de bandjes neemt zijn eerste single op met opvallend harmonicaspel: John Lennon op Love Me Do van de Beatles. Delbert zegt zelf dat John Lennon hem ooit heeft laten weten dat hij hem veel is verschuldigd op het gebied van die eerste solo. Hij heeft John nooit les gegeven. Je kunt, zegt hij, eigenlijk niet harmonicales geven, want de harmonica zit voor je mond, en je kunt niet tegelijk spelen en praten. Je moet het al doende zelf leren, en van optredende voorbeelden vragen hoe ze effecten bereiken. Dat deed hij zelf bij Jimmy Reed, Howlin’ Wolf en Sonny Boy Williamson.
Songwriter en platencontract
Delbert was in Texas een grote naam. Maar de eerste platencontracten met een groep, de Ron-dells, en daarna als Delbert & Glen met Glen Clark, leverden niets op. Daarom ging hij zichzelf geleidelijk meer beschouwen als een songwriter. Vele bekenden namen zijn songs op, zoals Waylon Jennings, met een nummer van een LP van Delbert & Glen. Hij vertrekt naar Californië, maar voelt geen enkele affiniteit met de muziekcultuur aldaar en komt in 1974 teleurgesteld terug. Hij hervat de optredens in de vertrouwde omgeving van Texas. Dit doet hij met zoveel succes, dat hij een platencontract met ABC kan sluiten. Dit leidt tot de echte take-off van zijn carrière:
Victim Of Life’s Circumstances (1975)
Dit album uit 1975 toont de hele Delbert in gave, perfect ontwikkelde muziek, die volledig zelf geschreven is.
Ruby Louise
Two More Bottles Of Wine
Dit nummer wordt in 1978 door Emmylou Harris op de plaat gezet en haalt de top van de countryhitparade.
De muziekkritiek wist niet wat men met dit debuut moest. Het was veel ruiger dan de producties uit ‘Nash Vegas’, het was honky-tonk, met scherpe blazersriffs, bluesy zang, soulvolle achtergrond-zangeressen, en toch een bepaalde geworteldheid in countrymuziek. Producer en leadgitarist waren de 100% southern country-artiesten Chip Young en Reggie Young. Wat moest men hiermee naast Born To Run van Bruce Springsteen? Het was niet alleen authentiek, maar zelfs ook ontzagwekkend knap van uitvoering.
Genuine Cowhide (1976)
Dit album gaat op dezelfde weg door. De nummers zijn op enkele uitzonderingen na, standards van andere auteurs:
Please, Please, Please
James Brown van midden jaren zestig.
Lovey Dovey
Dit is een nummer uit de Atlantic-stallen. Geschreven door Atlantic- eigenaar Ahmet Ertegun, samen met Memphis Curtis.
De eerste versie is van de Clovers uit 1954. Later ook door onder andere Otis Redding samen met Carla Thomas gedaan.
Before You Accuse Me
Deze fantastische up-tempo blues is geschreven door Bo Diddley.
Ik denk dat Delbert de grote blazerssectie toepast als in de Texas bar room blues, die Doug Sahm (Sir Douglas Quintet) van tijd tot tijd ook liet horen. Een keur van sessiemusici is te horen naast Reggie Young (leadgitaar): Kenny Buttrey en Mike Leech (drums), Bobby Wood (piano), Bobby Emmons (orgel), Ron Eades, Harvey Thompson, (sax), Harrison Calloway (trompet) en Charles Rose (trombone).
Love Rustler (1977)
Deze LP sloot een artistiek uiterst vruchtbare periode bij ABC af. Helaas werden de platen weinig verkocht, omdat ABC geen geld had voor promotie. Love Rustler is vooral soul, R&B en funk: er zit iets gejaagds en moderns in diverse songs, met hier en daar een synthesizer-accentje à la Stevie Wonder. De band en productie zijn dezelfde als op de vorige LP.
Van deze plaat kies ik:
Under Suspicion
De aangesprokene is “under suspicion of a hit and run love affair”.
Je ziet op de hoes Delbert aan een bar zitten, net als op de volgende LP, Second Wind, waarbij ik zijn trekken iets typisch Hollands vind hebben, als iemand die je op de tribune van ADO kan tegenkomen. Ondanks het torenhoge respect voor Delbert onder musici spraken de ABC-albums noch het R&B- noch het country-liefhebbende publiek aan.
Second Wind (1978)
Delbert besluit het nog een keer bij een ander label te proberen, en gaat in 1978 over naar Capricorn. Daar begint hij met het album Second Wind, naar mijn mening zijn absolute topprestatie. Eigen nummers en standards wisselen elkaar af. De eigen nummers zijn alle van hoge kwaliteit en de standards krijgen inventieve, uitermate swingende uitvoeringen, die ze als geheel nieuw, puur Delbert doen lijken.
Spoonful
De oude, veel gecoverde bluessong van Willie Dixon krijgt een prachtige laidback behandeling.
Ain’t Whatcha Eat But How You Chew It
Heel langzaam, maar uiterst swingend tempo.
Dit nummer is niet beschikbaar op YouTube of Spotify.
Van Capricorn doen de producer Johnny Sandlin, en op volgende LP’s Barry Beckett uitstekend werk. De fameuze Muscle Shoals Rhythm Section is een nieuw element, met Barry Beckett (piano, elektrische piano), David Hood (bas) en Roger Hawkins (drums). Delbert neemt bijna zijn gehele blazerssectie van ABC mee: Ron Eades, Harvey Thompson, (sax) en Harrison Calloway (trompet). Van de Muscle Shoals studio is er ook de sober invullende gitarist Jimmy Johnson, verder is het gitaarwerk van John Hug en Billy Sanders. Er is een nieuwe tenorsaxofonist Robert Harwell en een nieuwe trombonist Dennis Good. De Muscle Shoals Rhythm Section is in Nederland vooral bekend van albums van J. J. Cale.
Big River
Dit nummer is van Johnny Cash. Ook hier een weer loom swingend geluid dat in de verste verte niet aan Johnny Cash doet denken.
Dit nummer is niet beschikbaar op YouTube of Spotify.
Keeper Of The Flame (1979)
Voor Capricorn volgde nog in 1979 het album Keeper Of The Flame, dat mijn recentste Delbert McClinton-aankoop is. Ik vind het duidelijk minder dan Second Wind. De Muscle Shoals Rhythm doet niet meer mee, en ook de blazerssectie is verdwenen. Alleen Robert Harwell is gebleven, evenals de gitaristen Billy Sanders en John Hug. Het is misschien al het voorspel van het komende faillissement van Capricorn Records. Dit faillissement betekent wederom geen promotie en weinig inkomsten.
Delbert McClinton had hoge muzikale standaarden, maar had ook de verantwoordelijkheid voor een vrouw en twee kinderen (één zoon is inmiddels ook een recording artist). Gelukkig kan hij tekenen voor een nieuw label, Muscle Shoals Sound Records, gedistribueerd door Capitol.
Hij maakt twee albums, die volledig zijn aloude kwaliteitsniveau handhaven:
The Jealous Kind (1980)
Hier is Delbert weer verenigd met de Muscle Shoals Rhythm Section van Beckett, Hood, Hawkins en Jimmy Johnson, en de volledige oude blazerssectie van Harvey Thompson, Harrison Calloway, Ronnie Eades en Charles Rose, plus Robert Harwell, en andere vaste kracht Billy Sanders op gitaar. Beide platen zijn geproducet door Barry Beckett en de Muscle Shoals Rhythm Section.
Er is op deze platen ook veel te genieten. Op The Jealous Kind staan geen eigen composities, op Plain From The Heart zijn het er twee. Dat lage aantal is – het zij nogmaals gezegd – geen bezwaar, omdat Delbert zich iedere song volledig toeëigent.
Op een album van de Blues Brothers (John Belushi en Dan Aykroyd) gebruiken ze een McClinton-compositie; ze zijn fan en Delbert treedt zelfs samen met ze op. Ik heb Delbert zelf éénmaal live zien optreden in het legendarische tv-programma Saturday Night Live. Met dat programma werden John en Dan in de hele U.S. populair.
De promotie door Capitol loopt veel beter, zo bereikt de single Giving It Up For Your Love van The Jealous Kind plaats 10 in de pophitparade in 1980. Van deze plaat kies ik:
Take Me To The River
Deze standard is geschreven door de soul/ballads-zanger Al Green met Mabon Hodges, de songschrijver van zijn platenlabel Hi.
My Sweet Baby
Subtiel swingend nummer.
Plain From The Heart (1981)
Vanaf zijn eerste LP uit 1975 is Delbert’s muziek nauwelijks veranderd. Mogelijk is dit te danken aan het respect dat hij als musicus en bandleider weet af te dwingen. Ook als live-performer maakte hij grote indruk. Geen van zijn platenlabels heeft zich, zo lijkt het mij, met zijn muzikale koers willen bemoeien. Alle platen van McClinton hebben een volle begeleiding met een blazerssectie naast de vaste ingrediënten van drum, bas, lead-gitaar, piano, orgel en uiteraard Delbert’s stem en mondharmonica. Werd dat niet eentonig? Mijn antwoord is: nee. Want de power, de bezieling, de magie waren van 1975 tot 1981 volop aanwezig. Als die tijdelijk minder worden, zoals in Keeper Of The Flame, slaan zwakke plekken in een muzikale identiteit toe. Bij McClinton is dat eentonigheid, te veel van hetzelfde.
Na Plain From The Heart uit 1981 maakt Delbert geen albums meer op Muscle Shoals Sound/Capitol. Pas vanaf 1987 neemt hij weer op, op diverse kleinere labels. Het latere repertoire ken ik niet. Het wordt over het algemeen ook hoog gewaardeerd. Dat gebeurt vermoedelijk relatief gemakkelijk, omdat hij een bepaalde stilistische perfectie heeft bereikt. Hij kán eenvoudig geen slechte plaat maken. Van Plain From The Heart kies ik:
I Wanna Thank You Baby
Een eigen nummer.
Rooster Blues
En een up-tempo bar room-blues, daterend uit 1950.
In 2013 brengt Delbert nog een cd uit op het label New West, nadat hij op dat label vanaf 2001 zeven albums heeft gemaakt.
Hey Baby
Tot slot terugkijkend: nog steeds zeer de moeite waard is dit nummer van Bruce Channel uit 1962, waarmee Delbert de mondharmonica in de popmuziek (terug)bracht.
Zie ook
» Joni Mitchell – Geschiedenis van een lichtend voorbeeld
» Joe Jackson – Geschiedenis van een complexe popartiest
» The Byrds – Geschiedenis van een groep rock-pioniers
» Jefferson Airplane – Geschiedenis van een revolutionaire band
» Jerry Lee Lewis – Geschiedenis van een geboren rock-‘n-roller
» The J. Geils Band – Geschiedenis van een macho groep met stijlgevoel
» Doug Sahm en zijn Sir Douglas Quintet – Geschiedenis van een cowboy-hippie
» Little Feat – Geschiedenis van een cult-band
» Lyle Lovett – Geschiedenis van een ongewone countrymuzikant
» Ian Dury & The Blockheads – Geschiedenis van een groep virtuoze punkrockers
» Otis Redding – Geschiedenis van een groot soulzanger
» Kate & Anna McGarrigle – Geschiedenis van twee singer-songwritende zussen
De formule van gastblogger-muziekkenner Bart Dingemans is: het laten horen van hoogtepunten van het werk van door hem gekozen bijzondere artiesten, met een toelichting van muzikale en maatschappelijke context, wetenswaardigheden en anekdotes.
Hij is muziekenthousiast met een liefde voor de vele genres, binnen of net buiten het etiket popmuziek (blues, R&B, country, bluegrass, folk, jazz, soul, gospel, reggae). Hij wil liefhebbers verrijken met muziek die echt briljant is, maar die zij wellicht niet (goed) kennen. Want veel van het beste dat de popmuziek vanaf de begin jaren vijftig heeft voortgebracht, raakt langzamerhand vergeten. Het aanbod via internet, muziekwebsites als Spotify en radio etc. is zo verwarrend groot, dat velen afhaken. Of men kijkt niet meer verder dan de eigen vaste favorieten.
Bart Dingemans: ‘Wat goede muziek is, is subjectief. Maar op radio en televisie heersen overdag middelmatige en tot vervelens toe bekende muziek. Minder bekende muziek hoor je alleen ’s nachts. En de grote online muzieksites bevatten wel heel veel titels, maar missen helaas iedere impuls om iets nieuws te ontdekken.’ In de gastblogs krijgt de lezer binnen het verhaal de songs van de gekozen muzikale hoogtepunten voorgeschoteld.
Hartelijk dank Bart! Ik kende zijn naam als componist van verschillende nummers maar niet als artiest. Onlangs zijn we met een zang/gitaargroepje begonnen aan Rosy (album: Prick of the Litter, 2017). Een mooi nummer in een mooi jasje. Goed om via jouw blog wat meer over Delbert McClinton te weten te komen! 🙂